
Er waart een koorts door het land. Een spinkoorts. Plotseling heeft iedereen een spinnewiel in de hoek staan, vaak aangeschaft na het zien van een hypnotiserende video op YouTube of een eindeloze stroom van ‘hoe-doe-ik-dat’-vragen in een Facebookgroep. En voor je het weet, schieten de spinworkshops als paddenstoelen uit de grond. Iedereen die denkt de basis te beheersen, vindt zichzelf bekwaam genoeg om les te geven.
Het is het nieuwe verdienmodel: wol als product.
En ik? Ik bijt me vast in de wol in mijn schoot. Ik knars met mijn tanden. Want aan de ene kant… is het prachtig. Echt waar. Meer mensen die de magie van de draad ontdekken. Meer handen die de verbinding voelen met een duizenden jaren oude ambacht. Meer ogen die de waarde zien van een zelfgesponnen draad. Dat is de zonzijde. De warmte.
Maar er is een schaduwzijde. Een koude tocht onder de deur door.
Want waar is de waarde gebleven?
Niet de prijs. Die stijgt alleen maar. Wol is duur, workshops zijn duur, een spinnewiel is duur. Nee, ik heb het over de diepe waarde. De waarde van het geduld. De waarde van de fout. De waarde van de doorleefde kennis.
De durfal op YouTube die na drie maanden een tutorial filmt, mist de essentie. Die mist de honderden uren van mislukte draden, de geknakte wol, de frustratie die óók bij het proces hoort. Die mist het respect voor de wol zelf – voor het schaap dat het gaf, voor het seizoen waarin het groeide, voor de plant die het verfde. Het wordt een trucje. Een snelle hack.
En die workshops? Ze worden productiebanden. ‘Kom binnen, spin een bolletje, ga naar huis met een vaag gevoel van voldoening en een rekening van vijfenveertig euro.’ Waar is de tijd voor een verhaal? Waar is de ruimte voor de filosofie van de draad? Voor het besef dat je niet zomaar een hobby leert, maar je verbindt met een keten van leven, geschiedenis en grond?
Te veel waarde, maakt weer waardeloos.
Dit is de kern, de scherpe splinter in mijn vinger. We slaan door. We plukken iets moois uit zijn bed, iets dat groeide in de marges, en we proppen het in de schijnwerpers. We maken het tot een hype. En een hype is per definitie tijdelijk. Wat gebeurt er over vijf jaar, als de spinkoorts is gezakt? Dan staan de kringloopwinkels weer vol gebruikte spinnewielen en is ‘wol’ weer ‘gewoon wol’. Een wegwerpartikel. De echte, diepe waarde – de verbinding, het ambacht, de verwondering – is dan verwaterd, uitgehold door de oppervlakkigheid.
Ik ben een Wiggeheks. Een woldochter. Ik ben, en zal altijd zijn, een lerende. Mijn handen weten veel, maar ze weten ook hoeveel ze níét weten. Elke pluk wol is een nieuwe les. Elk schaap heeft een ander verhaal. Elke draad is een gebed.
Mijn verdienmodel is niet gebouwd op kwantiteit, maar op kwaliteit. Niet op snelheid, maar op diepgang. Mijn halfjaartraject ‘Van Vacht tot Draad’ is geen cursus. Het is een reis. Een inwijding. Het kost meer, ja. Maar het geeft oneindig veel meer. Het geeft je niet een trucje, het geeft je een taal. De taal van schapen, planten en eigen handen.
Dus ja, schiet mij maar lek. Mijn verzet is niet van jaloezie. Het is van zorg. Het is een oproep om niet tevreden te zijn met de oppervlakte. Om de diepte in te duiken. Om de echte, rauwe, onvolmaakte, tijdloze waarde van de wol te omarmen. Om niet alleen te leren spinnen, maar om te leren leven met de wol.
Want de ware magie? Die zit niet in de perfecte draad. Die zit in de draad die breekt, en die je opnieuw begint. Met heel je hart.
~ Wâldwyfke ~